Wie helpt wie? Ouderengeneeskunde; een mooie uitwisseling.

Mensen vragen mij wel eens waarom ik voor de Ouderengeneeskunde koos.
Die vraag heeft op mij ongeveer hetzelfde effect als een stapel Sinterklaas-cadeautjes op een 6-jarig kind: ik weet niet waar ik zal beginnen…

 

Omdat je steeds antwoorden zoekt op verschillende, complexe, vaak naast elkaar bestaande en elkaar beïnvloedende ziektebeelden. Omdat het medisch handelen op het snijvlak moet zitten van improviserend pragmatisme en degelijk onderbouwd klinisch redeneren. Vanwege de patiëntpopulatie die nauwelijks in een evidence-based werkwijze te vangen is. Omdat ik een hopeloze betweter ben en er in de organisatie van de ouderenzorg zo veel nog beter kan. Omdat ik er van houd te kijken naar de gehele mens, op somatisch, psychisch, sociaal, materieel en spiritueel vlak.

Beste lezer, slaapt u al…?

Bovenstaande woordenbrij rationaliseert waarom het interessant en uitdagend is, maar de echte motivatie zit ‘m in iets anders, dat zich het best laat schetsen met behulp van een anekdote.

 

Vrijdagmiddag klop ik aan bij mevrouw de Ronde (een alias, uiteraard). Ze is begin 80 en heeft een gevorderd stadium van Parkinson. Ze heeft een lijstje klachten opgesteld, dat we samen doornemen. Voor sommige zaken is een oplossing, voor andere niet. We spreken over de achteruitgang van haar ziekte. Een sombere prognose. Wat zij allemaal nog wil en wat vooral níet.

Meneer de Ronde zit naast haar. Hij draagt een geruit overhemd, pantalon met bretels. Als kers op de taart een klassiek Casio-horloge. Met deze outfit zou hij hoge ogen gooien in het hipster koffie-barretje om de hoek. Ik gok dat hij het klokje al had toen de eerste hipster nog geboren moest worden. Bovendien drinkt hij het liefste oploskoffie met zijn vrouw, hier op haar kamertje.

Háár kamertje, want hij is slechts op bezoek. Na 55 jaar huwelijk wonen ze nu niet meer bij elkaar. Onvoorstelbaar lijkt me. ‘Wennen’, noemen zij het.

Ze houden de hele dag contact via facetime op hun iPhones. Hij bestookt haar met vragen als ‘welk wasmiddel voor mijn blauwe overhemd?’, ‘waar bewaarde je de voordeelpas van de Kruidvat?’ en ‘hoe moet ik de lavendel snoeien?’. Zij vraagt hem puzzeladvies: ‘een ander woord voor kaakje, 7 letters’.

Ze zeggen drie keer per dag ‘eet smakelijk’, ontelbare keren ‘ik mis je’ en elke avond ‘welterusten’.

Mevrouw de Ronde grapt: “Toen we jong waren moest je een postduif sturen, nu kan ik mijn man op een paar kilometer afstand vanuit mijn luie stoel commanderen.” Een blik van verstandhouding. “Ja,” gaat hij verder, “ik mis haar wel, maar klagen heeft geen zin. We zijn dankbaar voor de moderne techniek: we wilden al zo lang een LAT-relatie proberen!”

 

Zo veel vaker verlaat ik een kamer met een glimlach, dan met een frons of traan. Naast de intellectuele uitdagingen van mijn vak, leer ik ook van mijn patiënten. Voor een buitenstaander zijn ‘relativeringsvermogen’, ‘humor’ en ‘optimisme’ geen termen die je associeert met het verpleeghuis. Toch krijg ik daar dagelijks lessen in.

In ruil daar voor mag ik naast iemand staan in haar laatste levensfase, mag ik haar bijstaan met adviezen en mijn bescheiden stukje kennis. Zo is wat mij betreft de cirkel weer rond.

Paulien Maat is arts in opleiding tot specialist Ouderengeneeskunde.
Ze verwondert, peinst en grinnikt in haar dagelijkse werk in de ouderenzorg, en probeert dat in niet al te lange zinnen op te schrijven.

 

3 Responses so far.

  1. Eva Wagenaar schreef:

    Treffend geschreven! Gaaf!

  2. Carolina Beunder schreef:

    Goed geschreven en super herkenbaar gevoel! Dit soort momenten maken het werk ook voor mij steeds weer een feestje.

  3. Jan schreef:

    Mooi hoor! Ik begrijp waarom je het doet!

Leave a Reply

*